Prominente rol Dordrecht bij geboorte van Nederland weer belicht, maar Oudewater wordt nog gemist

11 juli 2021 door de redactie
Prominente rol Dordrecht bij geboorte van Nederland weer belicht, maar Oudewater wordt nog gemist
Standbeeld Prins zonder Oudewater op sokkel

DORDRECHT - Op een website van de Universiteit van Leiden wordt de belangrijke rol belicht van de oudste stad van Holland - Dordrecht - in de begin fase van de tachtig jarige oorlog.

Dr. Marianne Eekhout schreef de tekst met dank aan Jan Alleblas.. Zij is nauw betrokken bij de activiteiten rond de geboorte van Nederland waaraan vanaf 1 april 2022 23 steden meedoen.

Een speciale website geeft al die plaatsen een plek in het verhaal van de geboorte van Nederland, daarvan is Oudewater er een!

Twaalf steden kwamen vergaderen in Dordrecht vanaf 19 juli 1572. Het standbeeld van prins Willem van Oranje symboliseert dat. Alleen staan er niet twaalf, maar elf namen van plaatsen onder op de sokkel.

Oudewater

De gemeente Oudewater werd vergeten en tot nu toe is er nog geen oplossing bekend, om die naam nog toe te voegen bij het beeld aan het begin van de Hofstraat.

De burgemeester van Gouda Pieter Verhoeve,  toen eerste burger van Oudewater, ontdekte het incomplete beeld toen het standbeeld werd onthuld door prinses Beatrix. Dat is inmiddels duidelijk voor corona tijd. In oktober 2019 was die onthulling met de fout op de sokkel, dus bijna twinig maanden gelden.

Verleden

De periode 1572-2022 zal  bij activiteiten rond de geboorte van Nederland niet een reis naar het verleden zijn, maar juist ook anno nu van betekenis zijn met verdraagzaamheid en vrijheid als sleutelwoorden.

De universiteit Leiden begon in 1575 en werd gezien als geschenk aan de stad van Willem van Oranje voor het moedige en succesvolle verzet tegen de Spanjaarden. Willem van Oranje schreef ter voorbereiding op de stichting van de universiteit een aantal brieven. Uit onderzoek blijkt dat hij enkele brieven vanuit Dordt schreef wanneer hij logeerde in de Berckepoort om de hoek van de Hofstraat en voormalig Augustijnenklooster.

De website geboorte van Nederland verwijst ook naar het verhaal op de site van de universiteit Leiden.

Leiden

Het verhaal:

 

Dordrecht tijdens de Tachtigjarige Oorlog

Dordrecht speelde in de beginfase van de Tachtigjarige Oorlog een belangrijke rol in de politiek. Als eerste stad van Holland had de rijke Merwestad een vooraanstaande positie binnen de Staten van Holland.

Dit leidde ertoe dat Dordrecht zich ontwikkelde tot de vergaderstad van Holland, zoals tijdens de Eerste Vrije Statenvergadering (1572) en de Unie van Dordrecht (1575), en later tijdens de Synode van Dordrecht (1618/1619). Daarnaast was Dordrecht tijdens de oorlog bij uitstek een strategische plaats, omdat het aan de frontlinie lag.

De Hollandse stad lag nog net in veilig gebied, maar dichtbij de Zuidelijke Nederlanden. Tijdens vredesonderhandelingen, zoals bijvoorbeeld in Breda in 1575, fungeerde Dordrecht als uitvalsbasis voor de Hollandse delegatie. 

Beeldenstorm

In de meeste Hollandse steden geldt de Beeldenstorm als begin van de Tachtigjarige Oorlog. In Dordrecht was er weinig oproer in 1566. Er zijn wel berichten dat op 23 augustus een groep beeldenstormers de Grote Kerk binnendrongen.

Zij richtten schade aan, maar de functionarissen van de kerk hadden uit voorzorg veel kostbaarheden verhuisd. De volgende dag konden zij deze alweer in de kerk opstellen, omdat het stadsbestuur de wacht hield. Deze adequate aanpak van de crisis kwam zelfs Margaretha van Parma ter ore, en zij complimenteerde Dordrecht dat ze een beeldenstorm had weten te voorkomen.

Gematigd

Het stadsbestuur van Dordrecht was gematigd in deze periode. Er dienden zowel katholieken als protestanten, hoewel de protestanten niet openlijk hun geloof beleden. Een van hen was Cornelis Pietersz van Beveren (1524-1586). Hij werd in 1570 raad van de stad. Zijn geloof verborg hij letterlijk, zijn Bijbel lag in een schuilplaats in de schoorsteen van zijn huis. Tevens speelde hij informatie over op hand staande arrestaties van ketters door aan zijn vrouw en dochter, die vervolgens mensen waarschuwden. Van Beveren stond dan ook lijnrecht tegenover de in 1571 nieuw benoemde schout: Jan van Drenckwaert.

Ketterij

Van Drenkwaert volgde de katholieke Adriaen II van Blijenburg op die zijn functie had neergelegd, omdat hij de plakkaten tegen ketterij niet langer wilde naleven. De fanatieke katholiek Van Drenckwaaert had geen scrupules, hij vervolgde de protestanten in zijn stad vol overgave. Willem van Oranje noemde hij 'Prins Avontuer' en hij martelde zijn gevangenen graag. De protestante glasschrijver en schilder Jan van Cuyck Woutersz kreeg opdracht de schout als rechtvaardige rechter af te beelden in de gedaante van de Bijbelse koning Salomon. Op 28 maart 1572 werd Van Cuyck op het Nieuwe Werk levend verbrand. Ook Adriaenken Jansdr van Molenaarsgraaf stelde Van Drenckwaert als ketter terecht.

Geuzen

Nadat de geuzen op 1 april 1572 Den Briel (Brielle) innamen, sloten steeds meer steden zich aan bij de opstand van Willem van Oranje. De meeste deden dit niet vrijwillig. Het was een chaotische situatie waarin steden snel een keuze moesten maken. Dat bleek ook in Dordrecht. De geuzen naderden de stad en blokkeerden de waterwegen.

De stad kreeg vervolgens de keuze: meedoen met de opstand of een aanval riskeren. Binnen de stad waren inmiddels veel aanhangers van Willem van Oranje, waaronder Adriaan van Blijenburg III – de zoon van de voormalige schout – die geheime contacten met de prins onderhield.

Poorten

De stad hield al langere tijd de poorten gesloten, ook voor de doortocht van de troepen van de landsheer. Op 23 juni vaardigden zij Cornelis van Beveren uit om te onderhandelen met de geuzen.

Twee dagen later, op 25 juni, ging Dordrecht over naar de opstand van Willem van Oranje. De vrije scheepvaart, het behoud van de kerkelijke goederen, en de eerbieding van de rechten van de burgers kreeg de stad als wisselgeld voor deze overgave.

lindeboom

Onder de lindeboom in de Kloveniersdoelen vond al snel de eerste gereformeerde preek in Dordrecht plaats. Cornelis van Beveren werd benoemd tot burgemeester, de eerste die gereformeerd was. 

Op 19 juli 1572 kwam het in Dordrecht tot de eerste georganiseerde Statenvergadering van de opstandige Hollandse steden: de Eerste Vrije Statenvergadering.

Terwijl de Staten van Holland officieel door de landvoogd bijeen waren geroepen in Den Haag, kwamen zij illegaal bijeen in Dordrecht om te praten over de opstand.

Dit was op verzoek van Willem van Oranje, die zelf niet aanwezig kon zijn uit vrees voor zijn veiligheid.

Eerder had hij Gouda verzocht de vergadering te organiseren, maar zij vonden dat Dordrecht het eerste recht had.

Verzet

Daarop verstuurde Dordrecht de uitnodiging aan de Hollandse steden: een daad van verzet want officieel mag alleen de koning via zijn landvoogd een vergadering bijeen roepen.

Opvallend is dat niet alleen de zes stemhebbende steden worden uitgenodigd: Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam en Gouda, maar ook de kleinere steden zelfs als ze nog niet voor de opstand hadden gekozen.

Velen komen niet: Amsterdam, Delft, Rotterdam, Schiedam, Heusden en Geertruidenberg zijn nog koningsgezind, anderen voelen de dreiging van de regeringstroepen waaronder Woudrichem, Schoonhoven, Brielle en Woerden.

Ridderschap

Van 19 tot 13 juli vergaderden de Ridderschap van Holland en de steden Dordrecht, Haarlem, Gouda, Leiden, Gorinchem, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Monnickendam, Medemblik en Oudewater in het oude Augustijnenklooster (nu Het Hof van Nederland).

Daarbij schoven aan Willem van der Marck, heer van Lumey, en Philips van Marnix van Sint-Aldegonde, respectievelijk als aanvoerder van de watergeuzen en als afgezant van Willem van Oranje. Het was een geheime vergadering, vooral bedoeld om de positie van Lumey in Holland vast te leggen en in te dammen.

Meebetalen

Daarnaast was het van groot belang dat de steden gingen meebetalen aan de opstand. Tijdens de Eerste Vrije Statenvergadering werd vastgelegd dat de steden financieel gingen bijdragen, dat Willem van Oranje opnieuw stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht wordt, dat Lumey gouverneur van Holland wordt onder Willem van Oranje en dat er vrijheid van godsdienst en geweten zal heersen totdat de Staten-Generaal hier anders over zouden beslissen. Alle wensen van Willem van Oranje worden zo ingewilligd en vastgelegd in de notulen van de vergadering (nu in het Nationaal Archief).

Godsdienst

De vrijheid van godsdienst hield niet lang stand. De katholieke kloosters worden ontbonden, de kerken aan protestanten toegewezen. De kerken worden eveneens ontdaan van katholieke elementen, hoewel een beeldenstorm uitblijft. Veel kerkgoederen komen in handen van families of openbare instellingen zoals de doelen en het stadhuis terecht.

Desalniettemin is Dordrecht in het najaar van 1572 een protestantse stad geworden waar de gereformeerden de dienst uitmaken.

Cornelis van Beveren doet wel zijn best de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen, en hij lijkt in die opzet goed geslaagd. Voor katholieken zoals Jan van Drenckwaert was het tij voorgoed gekeerd.

Families

Zij vertrokken, geregeld met hun hele familie, naar de Zuidelijke Nederlanden. Prominente families zoals Van Drenckwaert, Van der Lindt en Oem verdwenen hierdoor voorgoed uit de Dordtse politiek. Ook nieuwe families vestigden zich nu in Dordrecht.

De bekendste is waarschijnlijk de familie Trip. In 1590 verhuisde Elias Trip naar Dordrecht, later gevolgd door zijn broer Jacob. Samen startten zij een handel in ijzerwaren, met name in wapens. Een goudmijn in oorlogstijd. Elias verhuisde naar Amsterdam, net als de zonen van Jacob die daar in 1660 het Trippenhuis bouwden.

Vergaderplaats

Dordrecht ontwikkelde zich tot de vergaderplaats van Holland. Hoewel de Staten van Holland in meerdere plaatsen vergaderen, en Willem van Oranje rondreist met zijn hofhouding, is Dordrecht wel een geliefde plek. In januari 1575 vinden er vredesonderhandelingen plaats in Breda.

De Staten van Holland vergaderen in die tijd opnieuw in het Hof in Dordrecht. In juni 1575 sluiten Holland en Zeeland in het Hof zelfs de Unie van Dordrecht. Dit wordt gezien als een voorloper van de Unie van Utrecht (1579) en is een verbond tussen de gewesten Holland en Zeeland dat ze samen optrekken tegen de regeringstroepen en Oranje erkennen als stadhouder.

Het Hof is de vergaderplek binnen Dordrecht. De oude refter van het Augustijnenklooster fungeert als vergaderlocatie, Oranje en de belangrijkste gasten slapen om de hoek in de Berckepoort. Dat Willem van Oranje Dordrecht belangrijk vindt, blijkt ook aan zijn bezoek aan het Heilig Avondmaal in de Grote Kerk in 1574 – hier bewijst Oranje voor het eerst dat hij calvinist is geworden.

Positie

Als eerste stad van Holland – het belangrijkste gewest binnen de Republiek – had Dordrecht een vooraanstaande positie. In de oorlog kreeg het belangrijke opdrachten. Zo gaven de Staten van Holland opdracht tot de bouw van de zwarte galei, een groot oorlogsschip dat de koopvaardijvloot moet beschermen.

Het is een bijzonder schip dat wordt geroeid in plaats van gezeild. Daarnaast kwamen regelmatig belangrijke ambtenaren uit Dordtse families.

Zo kreeg Johan Berck (1565-1627) geregeld het verzoek tot gezantschappen, onder andere naar Engeland en Denemarken en was hij ambassadeur van Venetië. Paullus Merula (1558-1607) kreeg de titel van officiële historieschrijver van het land in 1598. Helaas werden zijn geschriften niet gepubliceerd vanwege de geheime informatie die ze bevatten. Cornelis Willemsz van Beveren (1591-1663) – de kleinzoon van burgemeester Van Beveren – was gezant naar Denemarken, raad van de Staten van Holland en West-Friesland, en gedeputeerde voor de Staten-Generaal. 

Synode

In 1617 vereerden de Staten Generaal de stad door de Nationale Synode aan Dordrecht toe te wijzen. Deze Synode van Dordrecht was zowel nationaal als internationaal een de belangrijkste protestantse kerkvergadering.

Het was bovendien de eerste keer dat meerdere landen bijeenkwamen om samen een uitspraak te doen over de toekomst van het gereformeerde geloof. Dordrecht was zo trots dat het deze vergadering had mogen organiseren dat zij schilder Pauwels Weyts de Jonge opdracht gaven tot het vastleggen van de vergadering. In 1621 werd het werk voltooid en kwam prominent op het stadhuis te hangen.

Complex

De aanloop naar de Synode was lang en complex. Aan het begin van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) – maar eigenlijk al daarvoor – kwamen de tegenstellingen binnen de Republiek op scherp te staan. Politiek ontstonden er facties voor vrede en voor het voortzetten van de oorlog. Op religieus vlak ontstond er discussie over de toekomst en richting van de gereformeerde kerk.

Er ontstonden twee kampen: remonstranten (arminianen) en contraremonstranten (gomaristen). Het dispuut lijkt met een hedendaagse blik te gaan over details binnen de gereformeerde geloofsbeginselen, maar in de zeventiende eeuw leidde dit conflict tot een diepe scheur binnen het gereformeerde geloof.

Rekkerlijke

Simpel gezegd waren de remonstranten voor een rekkelijke opvatting van de kerkleer en de predestinatie – de voorbestemming van de mens voor God. Ook vonden zij dat meer mensen zich thuis moesten kunnen voelen binnen de gereformeerde kerk.

De gereformeerde kerk was namelijk een publieke kerk, en geen staatskerk waar alle inwoners van de Republiek automatisch lid van waren.

Zij werden politiek gesteund door raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt. De contraremonstranten waren strikter in de leer. Toen stadhouder Maurits hen steun betuigde in 1617 sloeg de weegschaal om in het voordeel van de contraremonstranten. Deze politieke keuze door de legerleider maakte een snel einde aan het conflict mogelijk.

Maurits liet Oldenbarnevelt oppakken voor hoogverraad, zette remonstrantse stadsbesturen af en organiseerde een Nationale Synode.

honderd

Op 13 november 1618 verwelkomde de Staten-Generaal in Dordrecht de meer dan 100 gedelegeerden die de toekomst van de gereformeerde kerk in de Republiek mochten bepalen. De opening was in de Grote Kerk, de vergaderingen vonden plaats in de Kloveniersdoelen.

Meer dan een halfjaar discussieerden professoren, predikanten en politici over het gereformeerde geloof. De helft van de gedelegeerden bestond uit politici, onder andere vertegenwoordigers van de Staten-Generaal.

Daarnaast waren er buitenlandse vertegenwoordigers uit Engeland, Zwitserland, Geneve en de Duitse gebieden Hessen, De Palts, Bremen en Embden. De Fransen waren ook uitgenodigd, maar mochten niet verschijnen van hun katholieke koning. Tot slot waren er gedelegeerden uit alle zeven provincies – predikanten en ouderlingen van de kerk.

Bankjes

Zij zaten op de achterste bankjes. Het was namelijk een politieke vergadering over een religieus onderwerp. Dat was ook te zien aan de twee voorzitters: de belangrijkste vertegenwoordiger van de Staten-Generaal (Martinus Gregorii) en de gekozen voorzitter door de Synode zelf (Johannes Bogerman). I

Midden

In het midden van de zaal mochten zes weken lang de remonstranten aan een tafel aanschuiven als gedaagden in een proces. In januari stuurde voorzitter Bogerman hen weg, waarna de overige sessies werden besteed aan het onderbouwen van het wegsturen van de remonstranten. Pas op 6 mei werd de Synode afgesloten, opnieuw in de Grote Kerk. Een week later, op 13 mei, werd Oldenbarnvelt op het Binnenhof onthoofd.

De belangrijkste besluiten van de Synode van Dordrecht waren eenvoudig. De remonstranten werden voorgoed de kerk uit gezet. De contraremonstrantse leer werd vastgelegd in de zogenaamde Dordtse Leerregels, die nog steeds een van de Drie Formulieren van Enigheid vormen. Vervolgens werd vastgelegd dat iedereen godsdienstonderwijs zou krijgen, zowel jongens als meisjes. En er werd besloten dat er een nieuwe Nederlandse vertaling van de Bijbels zou komen vanuit de grondtalen. Deze Bijbel was in 1637 gereed en staat bekend als de Statenbijbel, gefinancierd door de Staten-Generaal.

Betekenis

Voor Dordrecht was de Synode van grote betekenis. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog had de stad nog geen wapenfeit gekend waarmee het regionaal en nationaal goed voor de dag kon komen.

Waar Leiden het ontzet kon vieren en Naarden zich beriep op slachtofferschap, miste Dordrecht een goed verhaal waarmee de stad haar belang voor de Republiek kon onderstrepen.

De Synode maakte dit gemis ruimschoots goed en bevestigde (nogmaals) de politieke positie binnen Holland en de Republiek.

Daarvoor tastte Dordrecht dan ook graag diep in de buidel. Hoewel de Staten-Generaal de kosten grotendeels vergoedde, waren velen binnen Dordrecht bereid kost en inwoning voor gedelegeerden te organiseren. Bovendien organiseerde de stad vele banketten. En, vlak voordat de gedelegeerden vertrokken, kregen zij allemaal een gouden (buitenlanders) of zilveren (Nederlanders) penning mee naar huis.

Die waren geslagen bij de Munt van Holland, gevestigd in Dordrecht.

Marianne Eekhout is betrokken vanuit het Dordrechts Museum bij de landelijke organisatie van 23 steden rond de geboorte van Nederland 1572-2022. De periode die zij vanuit Dordts perspectief beschrijft, is ook de tijd waarop zij promoveerde.

(met dank aan Jan Alleblas. Jan werd nog in 1974 door toenmalige archief directeur Dr. Theo / Theunis W.. Jensma aangetrokken bij het archief. Hij is na zijn pensioen als vrijwilliger actief gebleven)

Gerelateerde wijken:
Gerelateerde straten:
Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.