Zondag 10 december was het ook op de Essenhof Wereldlichtjesdag

namen
namen zijn gekerfd in
het schors van oude bomen
geschreven onder foto’s
in albums, in een boek
verborgen in ballen aan een boom
gegraveerd in gouden ringen
op banken in parken als
teken van een houden van
ze zijn in steen gehouwen
met de jaren van benoemen
verschijnen op schermen
wanneer wij ze spellen en
zoeken met toetsen
oude en jonge namen
door de eeuwen heen
welke namen behoren
hier en nu tot onze ruimte
welke naam willen we
langzaam fluisteren
het levendig zwijgen
beluisteren van
hem of haar
___________________________________________________________________
ze zijn om ons heen
de mannen, de vrouwen
de kinderen
die hun namen achterlaten
op urnenplaatsen en graven
een laatste onderkomen
in stilte onder bomen
langs paden en hagen
en struiken
achter de namen schuilen
verhalen en beelden
wie ze waren, wie ze zijn
hoe hun voeten groeiden
hun handen uit de mouwen
of gevouwen in de schoot
hoe ze aardappels aten
alleen of samen
om tafel zaten
hoe ze liepen, lachten
liefhadden, moedig of
droevig waren
wij kennen het gemis
de weemoed om
onze eigen eindigheid
we vrezen het donker
verlangen naar lucht en licht
op deze wereldlichtjesdag
dag van verloren kinderen
verlangen naar
het oplichten van geliefde namen
in de spiegelbollen aan de takken
van de treurcypres
wij verlangen naar levens delen
wij gedenken
zingen of zwijgen
bij zoveel afscheid
________________________________________________________________________
(Ik heb je naam geroepen)
achter de deur die je dagelijks sloot
naast de lege stoel aan tafel
met de brieven die je schreef
onder je foto in zwart-wit
heb ik je naam geroepen
want je was me lief
in de straat waar je dagelijks liep
in de tuin met je rozenstruik
bij de bomen die essen heten
na je laatste verjaardag
heb ik je naam geroepen
want je was me lief
ik raak je niet meer dagelijks aan
zoals in vroeger tijden
ik word niet meer boos
als jij me dwarszit
ben niet meer ongerust
als je niet thuiskomt
maar ik blijf je naam roepen
over de grote rivieren
want je was me lief
__________________________________________________________
Als laatste een gedicht, dat ik ook vorig jaar las bij de treurcypres, buiten, waar we straks naar toe lopen
treurcypres
ik volg jullie die troost zoeken
mijn takken buigen zich als de
afhangende schouders van rouwenden
maar mijn kroon beweegt naar
de hemel en reikt naar het licht
ik groei grillig zoals het leven is
heb geen dorens uit verdediging
ik maak mij breed en weeklaag
ruis en fluister in de wind
de namen en de jaren
op de stenen bij de graven
op de aarde, in de muren
van de urnentuin
ik zie over de geschoren haag
de oude ronde aula met de vele ramen
waar herinnerd en gehuild wordt
en rechts de bomenrijke laan
langs de witte muur met vlinders
die uitziet op de lichte plaats
van zware gedachten en afscheid
achter mij rusten de verhalen
van beminden uit Armeniё
links liggen zij, geboren
in Kabul of Istanbul, allen
die hun toekomst moesten vinden
in dit lage verre land, verderop
de steen met namen van
de jongens en een meisje
die hun leven gaven en niet hier
maar in de vreemde zijn begraven
en dicht bij mij de kinderen
veel te vroeg ontslapen
met beertjes, autootjes en lampjes
gipsen engeltjes op stenen dekens
bij hen ben ik onhandig groot
en groei mistroostig verder
vandaag is nagedachtenis nabij
geven mijn takken verlichting
tonen zich buigzaam en troostrijk
zodat we kunnen denken aan
onze naasten, aan de namen
verhalen en beelden
uit verleden tijd
van hen die ons lief zijn
Marieke van Leeuwen