Gedicht achttien doden klinkt bij leggen van de laatste drie gedenksteentjes aan Kromhout 185 in Dordrecht

04 oktober 2021 door de redactie
Gedicht achttien doden klinkt bij leggen van de laatste drie gedenksteentjes aan Kromhout 185 in Dordrecht
In Stadskantoor is tot eind november een Sobibor expositie.

DORDRECHT -  Twee verzen uit het gedicht van de achttien doden van Jan Campert klinken dinsdag aan het Kromhout 185 in Dordrecht als daar drie stolpersteinen worden gelegd. De namen van Hartog Cohen, Marianne Cohen-Cohen de Heer en Sientje van Beugen-Cohen klinken weer. Zij werden in juli 1943 omgebracht in het vernietingskamp Auschwitz. Momenteel is er in het Stadskantoor een expositie over een vernietingskamp waarbij is gekozen voor Sobidor. De tentoonstelling ondersteunt het leggen van gedenksteentjes om niet te vergeten.

Voorzitter Ary Boogerman van de stichting Stolpersteine vindt het gedichtde achttien  een prima keuze bij  herdenking. De verzen worden voorgedragen op verzoek van buurtbewoners aan het Kromhout. Onder de achttien doden was ook de Dordtenaar Leendert Keesmaat, die op 13 maart 1941 op de Waalsdorpervlakte werd doodgeschoten.

VSP Dordrecht
Margret Stolk, fractievoorzitter van de VSP Dordrecht, zal op verzoek tijdens de plechtigheid de twee verzen voordragen uit het gedicht.
 
Het lied der achttien dooden is een gedicht dat Jan Campert schreef naar aanleiding van de executie van achttien verzetsstrijders die op 13 maart 1941 plaats vond op de Waalsdorpervlakte. Het is een bekend gedicht, want het markeert een nieuwe fase in de bezetting waarbij terreur en Jodenjacht de middelen werd om de bevolking te knechten.

De  fractievoorzitter de VSP (Verenigde Senioren Partij) voelt zich zeer vereerd om dit te mogen voordragen. Zij benadrukt dat er niet genoeg kan worden stilgestaan bij wat er met onze joodse medeburgers is gebeurd in de tweede wereldoorlog. Deze struikelstenen met daarop de namen van de slachtoffers van de Holocaust, vormen kleine gedenktekens die ons dagelijks aan hen doen denken en nieuwe generaties eraan herinneren dat een dergelijke catastrofe nooit meer mag plaatsvinden.   

Hieronder de verzen uit het gedicht die aan het Kromhout klinken:

Een cel is maar twee meter lang             
en nauw twee meter breed,             
wel kleiner nog is het stuk grond,             
dat ik nu nog niet weet,            
maar waar ik naamloos rusten zal,            
mijn makkers bovendien,            
wij waren achttien in getal,         
 
Ik zie hoe ’t eerste morgenlicht        
door 't hooge venster draalt.        
Mijn God, maak mij het sterven licht        
en zoo ik heb gefaald        
gelijk een elk wel falen kan,        
schenk mij dan Uw gena,        
opdat ik heenga als een man        
als 'k voor de loopen sta.

 

Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.