Mijn mening Kees Klok: Tweede Paasdag

07 april 2010

DORDRECHT - Kees Klok is leraar in Dordrecht en bekend stadsdichter. Hij volgt vanuit zijn invalshoek Dordrecht en de literaire wereld.

Het loopt tegen half vijf. Tijd om mij in het bruisende Paasleven van Dordrecht te begeven. Tweede Paasdag, drommen toeristen zijn, volgens de radio, over de grenzen gestroomd. Het weer is erbarmelijk. Nu en dan een mager zonnestraaltje tussen de wolken door. Vaker een regenbui, soms met hagel. Alweer volgens de radio, zou het droog en zonnig zijn. Een vuiltje in de weercomputer, maar wat deert het? Een kwartier van mijn huis is het volle leven in gang, al zijn de straten hier nog uitgestorven.

Ik waan mij alleen, alsof de hele bevolking is vertrokken, of gehypnotiseerd voor de buis een schaatskampioenschap volgt. Ik hoor zelfs geen vogels, zie geen kat door de tuinen sluipen of een hond tegen de hoogbejaarde platanen in het Oranjepark pissen. Naarmate ik het centrum nader, nog steeds omsloten door een water, vroeger de stadsgracht, nu decoratie, verdwijnen de bomen. Het villaloze deel van de Vrieseweg, mijn geboortestraat, scheidt mij nog van het vrolijk Pasen. Er loopt ineens een man aan de overkant, gekleed in een oranje shirt en met een mal petje op. Hij zwabbert een beetje en roept: 'schijfie! schijfie!' Het klinkt verontrustend in die stille verlatenheid. Hij schiet het Kasperspad in. Wie of wat is schijfie, vraag ik mij af. Het is zo'n vraag waarop je nooit antwoord krijgt.

'Meneer,' vroeg onlangs iemand die bij mij aanbelde, 'gelooft u in God?' 'Ik vind dat een onzedelijke vraag,' antwoordde ik. Daarna heb ik de deur dichtgedaan. Aan mijn deur geen dwepers, geen colporteurs van energiebedrijven of telefoonmaatschappijen, geen enquêteurs, lotenverkopers of iemand die handtekeningen ophaalt tegen hondenpoep. Ik heb genoeg aan mijn hoofd. Een afbrokkelend huis, gordijnen die moeten worden gewassen (zegt de werkster), een tuin vol onkruid, een bode met een pakje voor de buren: wat zou erin zitten? Je weet niet wat je in huis haalt, vandaag de dag. Voor je het weet staan ze met de hasjhond aan de deur.

Ik steek het Vrieseplein over. Dat mooie plein uit mijn jeugd dat men bewust laat verloederen. Een rijtje panden is ingestort, alleen de ondergevels staan nog treurend te verweren. Iemand heeft het dakraam van het huis rechts daarvan stukgeslagen en een aantal pannen van het dak gehaald. Daar woonde vroeger een vriend van mij, dan doet zulk vandalisme extra pijn. Beneden was de rijwielzaak van Bellaart, waar ik als kind de band van mijn autoped liet plakken en waar mijn ouders mijn eerste fiets kochten.

In een van de ingestorte panden zat in die tijd een patatzaak waar je voor vijftien cent een kleintje en voor een kwartje een grote patat kon kopen. Voor vijf cent extra kreeg je er een kwak mayonaise overheen. Op de andere hoek zit een casino. Daar was vroeger De Gruyter, een soort supermarkt. Wij kochten niet bij de Gruyter, een directe concurrent van mijn grootvader, die op de Vrieseweg een melkwinkel annex kruidenierszaak dreef. De Gruyter was niet 'voor ons soort mensen,' meende mijn moeder.

Ik steek de Vriesebrug over en loop de Vriesestraat door de Voorstraat op. De historische binnenstad van Dordrecht. Waar ik Paasdrukte verwacht drentelen hier en daar wat mensen. De winkels zijn gesloten, een groot deel van de horeca is dicht. De combinatie van wind, waterzon, buien en gesloten cafés en restaurants doet meer dan troosteloos aan. Voeg daarbij de talloze stuitende rolluiken en je voelt je buitengewoon onwelkom. Dordrecht, evenementenstad van 2009, of zoiets, meen ik een tijdje terug in de krant te hebben gelezen. Maar vandaag even niet. Ik stap café De Tijd binnen. Het is er druk, geen wonder met zoveel gesloten horeca.

Ik drink een trappist dubbel en erger mij aan het feit dat er voortdurend in en uit wordt gelopen door klanten die buiten moeten gaan roken. Ik ben ervoor om massaal het rookverbod te negeren. Ik houd er niet van om met bestellen te moeten wachten tot de bediening buiten is uitgerookt. Ook hier staat een van de serveersters regelmatig buiten. Nederland is een treurig land in de greep van verbieders, bedillerige moraalridders en burgertrutten geworden.

Een puinwaaier waar hysterici het voor het zeggen hebben, die almaar achter de waan van de dag aan rennen. Ik denk met enige weemoed aan de hasjdampen in de kelder van de Pedagogische Akademie aan de Hugo van Gijnweg. De aspirant-onderwijzers die daar begin jaren zeventig vredig zaten te blowen, schieten nu onmiddellijk in de stress als er een hangjongere op het schoolplein rookt. Leraren heten ze tegenwoordig, net als in het voortgezet onderwijs, want schijngelijkheid staat evenals schijnheiligheid hoog in het Nederlandse vaandel geschreven.

Na een paar trappisten, twee maal zo duur als in mijn stamcafé, het zal wel aan de exclusiviteit van het etablissement liggen, houd ik het voor gezien. Op de terugweg lijkt er toch even wat levendigheid te ontstaan. Er scheurt een BMW over de wandelstraat. Voor de deur van een Chinees eethuisje gaat de chauffeur op de rem staan. Hij draait het portierraam open. Frans Bauer dendert ineens door de straat. Een type in wit overhemd, met een opzichtige zonnebril op zijn kop, komt de zaak uit en stapt in de auto die draait en vol gas wegstuift. Een wandelend stelletje springt opzij en redt het vege lijf door verder absoluut niet te reageren. Dat soort zonnebrillen in dat soort voor zulke mannetjes veel te dure auto's, heeft doorgaans een honkbalknuppel in de achterbak, daar weten wij in Dordrecht alles van.

Ik ga linksaf de poort in, loop langs de Augustijnenkerk en kom op het Hof. De plaats waar de Nederlandse onafhankelijkheid begon, roepen de de toeristengidsen triomfantelijk. Ondertussen heeft een of andere ambtenaar wel de prachtige bomen weg laten halen en is dankzij de in 2008 overleden stadsdichter Jan Eijkelboom maar net voorkomen dat er een modernistisch, detonerend gedrocht werd neergepoot in de vorm van de Nederlandse leeuw.

Sinds het uit de ballenbak van de meubelboulevard samengestelde beeld van Albert Cuyp op het Begijnhof kunnen we maar beter op onze hoede zijn. De reinigingsdienst schijnt over veel overtollig blik te beschikken en dat moet men kwijt. Op de hoek van het Achterom en de Visstraat is onlangs ook weer een voorraad metaal van een troosteloze abstractie neergeflikkerd. Nee, dan liever de mooie beelden van Gerhard Lentink in de Vriesehaven, maar die stellen iets voor en daar hebben kunstambtenaren een hekel aan. Ik sta de zingende Maria Callas en haar luisterend oor even later een tijdje peinzend te bekijken. Daarna wandel ik terug naar mijn straat. Wie weet heeft de Paashaas wel een voorraadje eieren in de tuin verstopt, maar eer ik thuis ben is het te donker geworden om te zoeken.

Gerelateerde straten:
Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.