Toespraak van Kees van der Staaij in Dordtse Augustijnenkerk

04 november 2014
Toespraak van Kees van der Staaij in Dordtse Augustijnenkerk

DORDRECHT - Mr. Kees van der Staaij, voorman in de Tweede Kamer van de SGP, hield in Dordrecht de Johan de Wittlezing. Hij deed dat in de voor hem vertrouwde Augustijnenkerk. De kerk was eens onderdeel van het Augustijnenklooster.  Na 19 juli 1572, toen de Hollandse steden kozen voor de Prins van Oranje als stadhouder, was het mogelijk om in de Augustijnenkerk een dienst te beleggen van de toen zo geheten ,,nije leer".

De kerk zit nu nabij het Hof waarin een museum komt van verbeelding van de geschiedenis. In maart gaat het open en mogelijk komt de Koninklijke familie er op 27 april ook langs.

De toespraak van Van der Staaij in Dordrecht, zoals door zijn partij is verspreid:

Dames en heren,

De stad Dordrecht heeft een belangrijke plaats in de politieke en kerkelijke geschiedenis van Nederland. Ik vind het dan ook een eer om in deze stad met u na te denken over een veranderend politiek landschap.

In Dordrecht vonden politiek en kerk elkaar. Hier vlakbij, in de Kloveniersdoelen, kwam in 1618-1619 de zogenoemde Synode van Dordrecht bijeen. Deze Synode werd op verzoek van de Staten-Generaal gehouden, al lag het gewest Holland lang dwars. Een belangrijk besluit van deze Synode was om de Bijbel opnieuw in het Nederlands te vertalen.

Vijftig jaar eerder was er in Dordt óók een belangrijke politieke vergadering. In juli 1572 kwamen Hollandse steden en edelen samen in een Statenvergadering. De Staten besloten in die vergadering zich aan te sluiten bij de opstand tegen de Spaanse vorst en Willem van Oranje als hun stadhouder te benoemen.

Schikken en plooien

Deze voorbeelden laten zien dat ons politieke bestel stevig veranderd is. De provincies hebben een minder belangrijke rol gekregen. Een besluit van de ministerraad of Tweede Kamer om de Bijbel te vertalen kunnen we ons nu niet meer voorstellen..

Maar bij alle veranderingen is er ook een doorgaande lijn. Onze geschiedenis laat een stevige traditie zien van ‘schikken en plooien’, via lang vergaderen er met elkaar uit zien te komen. Polderen noemen we dat tegenwoordig. Dat gold al in de tijd van de Republiek met haar provinciën. Belangen en machtsposities van autonome steden, heerlijkheden, de adel liepen door elkaar heen. Geheel verschillende soorten en maten Statenvergaderingen waren gevolg. Toch zorgden deze constructies ervoor dat de Republiek één bleef en bestuurbaar was.

Verrassende veerkracht

Welbeschouwd is er sindsdien niet veel veranderd. Neem de huidige situatie. Natuurlijk is het lastig voor PvdA en VVD als ze, ondanks een meerderheid in de Tweede Kamer, geen geestverwante meerderheid in de Eerste Kamer aantreft. Er zit dus niets anders op voor het kabinet dan zo goed mogelijke wetten te maken die op een zo breed mogelijk draagvlak kunnen rekenen. Dat is toch prachtig? Het blijkt in de afgelopen tijd bovendien ook nog prima te kunnen werken, inderdaad, in de beste Nederlandse traditie: met wat schikken en plooien.

Mijn stelling vanavond is dat ons staatsbestel telkens weer over een verrassende veerkracht blijkt te beschikken.

Het loont desalniettemin de moeite om te bezien of er toch mogelijkheden zijn om ons politiek bestel te verbeteren. Hoe kan de veerkracht die ik net signaleerde versterkt worden? Wat kan worden gedaan om het vertrouwen van de burger in het bestuur te vergroten?

Politieke partijen

In dat kader komt ik te spreken over de rol van politieke partijen in ons bestel. De vertrouwensband tussen burger en politiek loopt vooral via het vertrouwen dat mensen in personen en hun idealen hebben. Vertrouwen gaat verloren bij windvaanpolitici, die meewaaien met allerlei politieke wind van leer, op de golven van de opiniepeilingen. Vertrouwen en stabiliteit hebben alles te maken met een heldere, consequente boodschap die wordt voorgelegd aan het volk. Stabiliteit en consistentie. Doen wat je zegt. Dat zijn de kernwoorden bij vertrouwen.

Laat de Kamer de rit uitzitten

Dan moeten politici ook wel de mogelijkheid hebben dat vertrouwen waar te maken. Dat brengt mij bij het volgende punt: de vele kabinetscrises de afgelopen jaren en het automatisme dat er daarna altijd verkiezingen ‘moeten’ worden gehouden. In de periode van 2002 tot en met 2012 zijn er maar liefst vijf maal verkiezingen geweest voor de Tweede Kamer. Dat is echt teveel van het goede, én een reële dreiging voor de bestuurbaarheid van ons land. Het beleid ligt immers door verkiezingen lange tijd stil. Eerst omdat de verkiezingen eraan komen, dan omdat een nieuw kabinet gevormd moet worden. Dan ben je soms zomaar een regeerjaar kwijt.

Zo vaak verkiezingen is geen noodlot. Het is ook een gevolg van een strakke toepassing van de regel dat de val van een kabinet moet leiden tot nieuwe verkiezingen. Ik vind dat dit moet veranderen. De Kamer heeft een mandaat voor vier jaar - zet alles op alles om die rit uit te zitten. Wat in Dordrecht kan - de gemeenteraad die de rit uitzit - moet in den Haag de Tweede Kamer ook kunnen.

Concreet betekent dit: roep bij een kabinetscrisis niet gelijk dat er verkiezingen moeten komen. Kijk eerst welke andere oplossingen mogelijk zijn: kan er gelijmd worden?. Zo nee, is er een nieuwe coalitie mogelijk? Dat is pas echt verantwoordelijkheid nemen! Daar is ook niks mis mee, want toen deze regel voor 1966 nog níet zo strikt werd toegepast kende Nederland een periode van ongekende en erg vruchtbare stabiliteit.

De praktische vraag is: wie moet in zo’n geval het initiatief nemen? Wat mij betreft zou het staatshoofd hierin een belangrijke rol kunnen vervullen, in het aanwijzen van een informateur. Het is een ongelukkige aanpassing geweest om de rol van het staatshoofd bij de formaties ongedaan te maken. Zonder Grondwetsherziening is deze rol weggehaald bij het staatshoofd, zonder Grondwetsherziening zou deze rol dus ook weer kunnen terugkomen bij het staatshoofd. Het zou de bestuurbaarheid ten goede komen.

Minderheidsstandpunt

Nog een andere suggestie wil ik doen om de bestuurbaarheid te vergroten. Ook al onder hetzelfde motto: wat in Dordrecht kan, moet in Den Haag ook kunnen. In Dordrecht is het mogelijk dat wethouders in het gemeentebestuur een minderheidsstandpunt kunnen innemen. In het landsbestuur is dat veel minder gebruikelijk.

Het Grondwettelijk uitgangspunt (artikel 45) dat de ministerraad de eenheid van het beleid bevordert, wordt in de praktijk zo uitgelegd dat er niet of nauwelijks ruimte is voor minderheidsstandpunten en alle ministers altijd met één mond moeten spreken. Deze praktijk kan partijen met sterk geprofileerde opvattingen kopschuw maken om aan coalities deel te nemen, omdat de prijs daarvoor een grote grijsheid lijkt te zijn.

Natuurlijk is het belangrijk dat het homogeniteitsbeginsel recht wordt gedaan, dat ministers elkaar niet voortdurend voor de voeten lopen of in onderling gekissebis verzanden. Maar een beetje ontspannener hiermee omgaan kan meer lucht geven en meer kleur brengen op de wangen. Voorafgaand aan de vorming van kabinetsstandpunten mogen ministers best iets laten zien van hun persoonlijke opvatting. Ook het innemen van minderheidsstandpunten kan daarbij helpen.

Ik kom tot een afronding. Deze lezing stond in het teken van de regeerbaarheid van Nederland. Mijn stelling is dat het Nederlandse politieke bestel over een verrassende veerkracht beschikt en ingrijpende veranderingen van het politieke bestel niet nodig zijn. Niettemin blijft het de moeite waard om oog te houden voor mogelijkheden die de regeerbaarheid van ons land in de toekomst kunnen vergroten. Enkele suggesties daarvoor heb ik gedaan, onder het motto: wat in Dordt kan, moet in Den Haag ook kunnen.

 

 

 

Gerelateerde straten:
Hof
Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.