Verhaal van Kees klok

12 oktober 2009

DORDRECHT - "Als ik rond half elf naar de molen op de Noordendijk fiets om meel te halen, ligt de stad onder een grijs wolkendek. De straten zijn vochtig. Het regent niet, maar dat kan ieder ogenblik veranderen. De bomen op de Groenedijk en in het Merwesteijnpark zijn sterk aan het verkleuren en beginnen volop hun bladeren te verliezen. Het is duidelijk, de herfst is onstuitbaar aangebroken. Er zijn nauwelijks mensen op de been, het lijkt alsof Dordrecht in allerijl is verlaten en er nog slechts een enkele verdoolde is achtergebleven. Wat een contrast met de mooie nazomerdag van gisteren, toen we met het Genootschap ter Bevordering van Eb & Vloed bijeenkwamen op het terras van Villa Augustus, met uitzicht op de zonovergoten moestuinen, waar enkele hoveniers driftig met schoffel en hark in de weer waren. Wat een contrast ook met een week geleden, toen Dordrecht volop vibreerde van poëzie.

Ik fiets langs mijn oude schoolgebouw op de Groenedijk. Het staat geheel in de steigers, die zijn omwikkeld, lijkt het, met blauwe vodden. Er worden zo te zien restauratiewerkzaamheden verricht. Het is een klein wonder dat het er nog staat. Tweehonderd meter verderop is het gebouw van de voormalige HTS volledig verdwenen, gesloopt voor nieuwbouw. Eengezinswoningen op een plot dat volgens een bord 'Lanen van Oranje' moet gaan heten. Misschien wordt het geweldig, een klein wonder is niet uitgesloten, maar als je langs het bouwterrein komt maken de rijtjeshuizen een petieterige en weinig fantasierijke indruk. Ik herinner mij de voorganger van het nu gesloopte gebouw, dat in de oorlog dienst deed als hospitaal, de rode kruisen waren nog vagelijk zichtbaar. Ik zat er tegenover op de lagere school in de Bankastraat. Een indrukwekkende, maar gemoedelijke kolos, voor sommige klasgenoten een voorland waar ze naar uitkeken. Dan moest je wel eerst HBS-B halen. Dat was voor mij, als onverbeterlijke alfa, niet weggelegd. Bovendien was mijn vader een kleine ambtenaar. Kinderen van kleine ambtenaren gingen min of meer automatisch naar de MULO en daar moesten ze blij mee zijn. Dat betekende voor mij een lange weg om uiteindelijk terecht te komen op de universiteit. Na de MULO de toen net ingevoerde HAVO, vervolgens de Pedagogische Akademie, vanwege het progressieve karakter van de opleiding te spellen met een k, daarop MO I en MO B geschiedenis, een kort verblijf aan de University of Minnesota en tenslotte de afronding in Utrecht. Daar liep ik college bij voortreffelijke hoogleraren als Jur van Goor, Ab van Goudoever en Maarten van Rossem. Vooral de colleges van Van Rossem, toen nog onbekend in medialand, waren een belevenis. De maanden in Minneapolis bleken uiteindelijk de belangrijkste van mijn leven, want daar ontmoette ik Stella.

Hoewel het vrijwel windstil is, draaien de molenwieken. Het lijkt alsof de molen zichzelf aandrijft, een trots, zwijgend zijn werk doend monument op de dijk. De enige die er over is van de tientallen molens die in de tijd van Cuyp en van Goyen samen met de toren van de Grote Kerk de skyline van de stad bepaalden. Nu wordt die uitgemaakt door hoogbouw op de Dordtse en Zwijndrechtse oever. Misschien een mooi uitzicht voor wie er woont, maar minder geslaagd voor wie er tegenaan moet kijken. Om bij de molen te komen moet ik de fiets over de betonnen rand naast de rijweg sjorren. Die herinnert eraan dat de Noordendijk onderdeel van de hoofdwaterkering van het Eiland van Dordrecht is. Als het erop aankomt zal die dunne lijn van zo'n halve meter boven het wegdek bepalen of er een ramp gebeurt of niet. De richel bevat een bijzonder en ontroerend kunstwerk van Ton van Dalen, waarover ik schrijf in het verhaal 'Ars celare artem,' in IJzeren logica.

Ik zet mijn fiets op slot, zelfs met niemand in de buurt een verstandige gewoontehandeling, en stap de molen binnen. Er zijn, het verbaast mij niet, weinig andere klanten. Ik koop meel, zonnepitten en een paar pakken stroopwafels. Die wafels zijn voor de Griekse familie en zorgen er bij iedere thuisvlucht naar Thessaloniki voor dat mijn koffer zwaarder weegt dan mij lief is. Maar ja, in Griekenland zijn ze bij mijn weten niet te krijgen en de nichtjes zijn er verzot op. Terwijl ik de tas met inkopen onder de snelbinders sjor, denk ik aan mijn vijftigste verjaardag, die ik in 2001 in de molen vierde en vooral aan de vele vrienden en familieleden die sindsdien zijn overleden, vrijwel allemaal op te jonge leeftijd. Voor ik boodschappen ging doen hoorde ik iemand op de radio beweren dat we allemaal zo verschrikkelijk oud worden en dat we daarom rustig nog vele jaren na ons 65ste zouden moeten doorwerken. Van het geloof dat wij almaar ouder worden ben in inmiddels wel genezen. Het gold wellicht voor de generatie van mijn ouders, maar als ik optel wie uit mijn directe omgeving de 65 soms bij lange na niet hebben gehaald, kom ik  vele vingers tekort. Terwijl ik de dijk af fiets begint het heel zachtjes te regenen. Het is zo'n zeldzaam ogenblik dat mijn humeur in perfecte harmonie is met het weer."

Kees Klok

Gerelateerde straten:
Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.