Er is altijd tijd voor bezinning, 'Aan de wankelaar' van Bertold Brecht uit de mond van Edjo Frank
DORDRECHT - Afgelopen woensdag, 13 november, mocht ik getuige zijn van een bijzondere bijeenkomst in Dordrecht. Op het Essenhof is een pad vernoemd naar verzetsheld Anne Willem Arie Koopman. Exact 80 jaar geleden werd deze grote Dordtenaar door de Duitsers vermoord op de Waalsdorpervlakte. Er is op dit platform al over geschreven door onder meer redacteur en initiatiefnemer Hans Berrevoets. De foto’s van Wim van de Pol vormen een prachtig beeldverhaal.
Anne Willem Arie Koopman zat in een Communistische verzetsgroep. Ook Edjo Frank sprak tijdens de bijeenkomst. Edjo is een zoon van Joodse ouders die ook in het verzet hebben gezeten, net als Anne Willem. Zij overleefden wonderwel de oorlog. Edjo sprak kort maar las een indrukwekkend en tijdloos gedicht voor van Bertold Brecht.
Nu het geschreeuw en het rumoer uit Den Haag en Amsterdam de relatieve rust op een rustplaats als de Essenhof danig verstoort, past het wel om ook dit gedicht hier te delen. Het verdient een breder en groter publiek dan de groep die afgelopen woensdag over het Koopmanpad wandelde.
Aan de wankelaar
Je zegt:
Het gaat slecht met onze zaak.
De duisternis neemt toe. De krachten nemen af.
Nu, na zoveel jaren werk,
Staan we er slechter voor dan bij de start.
De vijand daarentegen is sterker dan ooit.
Zijn krachten lijken toegenomen. Hij ziet er onoverwinnelijk uit.
Wij echter hebben fouten gemaakt, het valt niet meer te
loochenen.
Ons aantal vermindert.
Onze parolen klinken verward. De vijand heeft
Een deel van onze woorden verdraaid tot ze onherkenbaar waren.
Wat is er nu verkeerd in wat wij zeiden?
Iets of alles?
Op wie kunnen wij nog rekenen? Zijn wij, overgeblevenen,
geslingerd
Uit de levendige stroom? Zullen wij achterblijven,
Niemand meer begrijpend en door niemand begrepen?
Moeten wij geluk hebben?
Dat vraag jij. Verwacht
Geen ander antwoord dan dat van jezelf.
An den Schwankenden
Du sagst:
Es steht schlecht um unsere Sache.
Die Finsternis nimmt zu. Die Kräfte nehmen ab.
Jetzt, nachdem wir so viele Jahre gearbeitet haben,
sind wir in schwierigerer Lage als am Anfang.
Der Feind aber steht stärker da denn jemals.
Seine Kräfte scheinen gewachsen. Er hat ein unbesiegliches
Aussehen angenommen.
Wir aber haben Fehler gemacht, es ist nicht zu leugnen.
Unsere Zahl schwindet hin.
Unsere Parolen sind in Unordnung. Einen Teil unserer Wörter
hat der Feind verdreht bis zur Unkenntlichkeit.
Was ist jetzt falsch von dem, was wir gesagt haben?
Einiges oder alles?
Auf wen rechnen wir noch? Sind wir Übriggebliebene
Herausgeschleudert
Aus dem lebendigen Fluß? Werden wir zurückbleiben?
Keinen mehr verstehend und von keinem verstanden?
Müssen wir Glück haben?
So fragst du. Erwarte
keine andere Antwort als die deine.
Bertold Brecht