Hoe kun je als kunstenaar leven van je werk?

04 april 2024 • 11:00
Hoe kun je als kunstenaar leven van je werk?

DORDRECHT - Het Dordrechts Museum laat in de tentoonstelling Kunst voor de kost de ondernemende kant van schilders in de 19de eeuw zien en de commerciële druk die zij vaak ondervonden. Als kunstenaar was er geld te verdienen, maar de smaak van het publiek was bepalend. De tentoonstelling richt zich op goed verkopende kunst in de 19de eeuw en 'potboilers': schilderijen die puur voor het geld werden gemaakt, om de pot aan de kook te houden. En hoewel kunstenaars die soms met tegenzin maakten en er niet hun ziel in konden leggen, zijn de resultaten vaak goede schilderijen.

Klik hier voor een selectie van de hoogtepunten
 
Kunst voor de kost gaat over populaire thema's, over kunst voor de markt en smaak. Het is een rijk overzicht van 19de-eeuwse publieksfavorieten. Van oer-Hollandse winterlandschappen en zeegezichten, sentimentele huiselijke scènes en decoratieve bloemstillevens tot kattenschilderijen en lieflijk spelende kinderen op het strand.
Naast romantische kunstenaars als Andreas Schelfhout en Ary Scheffer zijn schilders van de Haagse School goed vertegenwoordigd en is werk te zien van Henriette Ronner-Knip, Johan Barthold Jongkind tot Piet Mondriaan en Pyke Koch.
 
Veel van de meer dan 150 getoonde schilderijen behoren nog altijd tot de meest geliefde werken in museumcollecties. In Kunst voor de kost zijn daarnaast tal van werken te zien die door smaakverandering zelden nog uit het depot komen.

Kunst voor de kost, de kunstenaar als ondernemer in de 19de eeuw
20 april t/m 8 september 2024

Potboilers
De term ‘potboiler’ of ‘pottekooker’ werd in de 19de eeuw gebruikt door Matthijs Maris (1839-1917). Hij klaagde dat de kunsthandel hem dwong om schilderijen te maken alleen voor het geld, om de pot aan de kook te houden. Uit de collectie van het Rijksmuseum wordt zijn bekende De Nieuwe Haarlemse Sluis bij het Singel, bekend als 'Souvenir d'Amsterdam' geleend. Een topstuk van Maris dat hij zelf als een potboiler beschouwde. Hij schilderde liever zijn sprookjesachtige droombeelden van bruidjes, waarvan het Dordrechts Museum een mooi voorbeeld bezit.

19de-eeuwse Kattenrage
De schilderijen met spelende katjes van Henriette Ronner-Knip (1821-1909) waren eind 19de eeuw enorm populair. Haar werk was te zien op salons en tentoonstellingen in binnen- en buitenland, waardoor ze een internationale klantenkring opbouwde. De kat werd een gewild huisdier nadat ’s werelds eerste kattententoonstelling in 1871 plaatsvond in Londen. Ronner-Knip, die eerder vooral honden schilderde, speelde daarop in. ‘Ja zelfs zij die in de werkelijkheid van een poes griezelen, (…) zijn niettemin verzot op geschilderde katten,’ schreef een criticus. Ronner-Knip beschouwde de verkoop van haar werk als een ‘noodzakelijk kwaad’, ze was immers de kostwinner van haar gezin. Ze moest dan ook zakelijk zijn: hoe meer katten de klant op een schilderij wenste, hoe hoger de prijs.

Kinderen spelend in zee
Kunstenaars als Bernard Blommers en Jozef Israëls hadden oog voor de markt. Zij wisten welke onderwerpen bij de kopers in de smaak vielen en schilderden deze dan ook telkens opnieuw. Blommers en Israëls zagen niets negatiefs in deze commerciële strategie en hadden veel plezier in het schilderen van hun goedbetaalde stukken.
Bernard Blommers (1845-1914) woonde in Scheveningen en schilderde de strandtaferelen die hij daar zag. Eerst vonden critici zijn werk niet origineel. Het deed te veel denken aan zijn leermeester Jozef Israëls, die al succes boekte met dit genre in de jaren 1870: eerst in England en Schotland, daarna in Nederland. Toch wist Blommers het publiek voor zich te winnen. Een criticus uit zijn tijd schreef: ‘Blommers heeft niet Scheveningen ontdekt; (…) Maar hij heeft het gezien, anders dan anderen het zagen.’

Bloemen: sleutel tot maatschappelijk succes
Bloemstillevens zijn al sinds lange tijd geliefd, ook in de 19de eeuw. Kunstenaars specialiseerden zich om verschillende redenen in de bloemschilderkunst. Het was een genre waarin relatief veel vrouwen werkten. Zij werden in die tijd niet geacht om alleen buitenshuis te werken, maar in de beslotenheid van hun atelier konden zij als bloemschilder toch professioneel aan de slag.

Ook Henri Fantin-Latour (1836-1904) schilderde bloemen omdat ze goed verkochten. Zijn commercieel succes gaf hem de ruimte om ook vrij werk te maken. In 1862 schreef hij: ‘Nooit heb ik meer ideeën over Kunst in mijn hoofd gehad, en toch word ik gedwongen om bloemen te schilderen.’ Toch bleef hij ze schilderen, want het succes van zijn stillevens maakte hem populair. Hij kwam op de meest exclusieve feesten en genoot van zijn goede reputatie. ‘Connecties zijn alles,’ aldus de kunstenaar. 

Bloemen: de financiële basis van Mondriaan
Zo nu en dan schilderde Mondriaan (1872-1944) bloemstillevens, wat hem de vrijheid gaf om zijn vernieuwende stijl te ontwikkelen. Voor de abstracte kunst waarmee hij wereldberoemd zou worden was de markt nog niet klaar. Toch heeft hij waarschijnlijk veel plezier beleefd aan het schilderen van bloemen, gezien de grote kwaliteit van deze werken.

‘Mondriaan schildert weer gewoon!’ schreef een criticus in 1923 opgelucht over een bloemschilderij. Volgens moderne collega’s, waaronder Theo van Doesburg, was Mondriaan hier te goed voor. ‘Hij schijnt me zelfs kwalijk te nemen dat ik die bloemen maak. Maar [niet iedereen is] geschikt om aan de kost te komen op andere wijzen’, aldus Mondriaan.

'Pecuniae causa' was het schilderen van bloemen voor Mondriaan: ter wille van het geld. In de tentoonstelling wordt vroeg broodwerk van Mondriaan getoond, boekillustraties die hij voor zijn huisbaas maakte, naast zijn nu beroemde abstracte werk.

‘Verdomme, wéér een stad met witte wolken!’
Bovenstaande uitspraak is van Jacob Maris (1837-1941), die sobere stadsgezichten met bewolkte luchten als handelsmerk had. Soms klaagde hij dat de kunsthandelaren nooit eens iets anders van hem wilden. Toch bleef hij leveren, want de typisch Hollandse wolkenluchten bezorgden hem een inkomen waarvan hij kon leven. Bovendien was Maris gewend om naar de wensen van de markt te luisteren. Als jonge kunstenaar maakte hij veel schilderijen van Italiaanse meisjes, een genre waar in die tijd veel vraag naar was. Zijn stadsgezichten schilderde hij snel en efficiënt. Sommige critici waren van mening dat zijn werk daardoor eentonig werd en niet persoonlijk genoeg. 
Klik hier voor het volledige persbericht

Beeldcredits:
- Matthijs Maris, De Nieuwe Haarlemse Sluis bij het Singel, bekend als 'Souvenir d'Amsterdam’, 1871. Rijksmuseum Amsterdam, schenking van de erven van de heer - W.J. van Randwijk, Den Haag.
Henriette Ronner-Knip, Een kat met drie jongen (detail), 1870-1909. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Foto Margareta Svensson.
- Bernardus Johannes Blommers, Scheepje zeilen (detail), 1868. Dordrechts Museum.
-Henri Fantin-Latour, Vaas met theerozen (detail), 1877. Dordrechts Museum, bruikleen Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (verzameling Van Bilderbeek-Lamaison).
-Mondriaan, Compositie met rood, geel en blauw, 1927. Kröller-Müller Museum, Otterlo.
-Jacob Maris, Dorpsgezicht bij Schiedam (detail), 1894. Dordrechts Museum.

Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.