Mies Rijken (1918-2017) bepleitte al in 1953 meer aandacht voor Vincent van Gogh in Dordrecht

18 september 2017
Mies Rijken (1918-2017) bepleitte al in 1953 meer aandacht voor Vincent van Gogh in Dordrecht

(door Hans Berrevoets)

DORDRECHT - De laatste Dordtse die vanuit familieverhalen graag vertelde over de Dordtse tijd in 1877 van Vincent van Gogh is vandaag begraven.

Mies Rijken (1918-2017) was familie van kruidenier Pieter Rijken, waar Vincent in pensioen zat.  Zij hoorde als kind al de verhalen over Vincent (1853-1890) in Dordrecht.

De brieven - die Vincent in zijn Dordtse maanden aan zijn broer Theo stuurden - kleurden dat verder in. 

Mies vond dat Vincent in de geschiedenis van Dordrecht een plek moest krijgen en haar eerste Vincent-verhaal verscheen in 1953 al in een Dordtse krant.

Anthoney Bosman schreef toen op basis van haar verhalen, dat er nog tekeningen van Vincent uit een kast waren gehaald, toen hij al lang uit Dordrecht was vertrokken. De waarde van de tekeningen werd niet in gezien.

Ds. Paul Wansink van haar Grote Kerk, die vandaag in de Essenhof haar afscheidsdienst leidde, wees nog op dat  verhaal en gaf aan dat voor de familie Rijken andere tijden hadden kunnen aanbreken als de Dordtse tekeningen wel bewaard waren gebleven.

Al jaren voor Mies versie van de geschiedenis van de Dordtse tekeningen van Vincent  vertelde haar oom Pieter Rijken een vergelijkbaar verhaal aan NRC-journalist M.J. Brusse, die dat in 1914 optekende.

Foto's van de familieleden, die Vincent had meegemaakt, schonk zij aan het Van Gogh museum in Amsterdam. In 1989 hield zij een pleidooi in de krant voor herinneringsteken, zoals een plaquette, in de Tolbrugstraat Waterzijde om zo zichtbaar te maken in welke Dordtse straat Vincent woonde bij haar familie.

in 1990 bleek er voldoende politiek draagvlak in de stad te zijn om dat verleden in een muur aan de Groenmarkt-zijde zichtbaar te maken en had de inmiddels de bij de gemeente Dordrecht met pensioen gegane ambtenaar Mies daaraan een steentje bijgedragen.

In maart 2017 was dat punt daarom ook een belangrijk onderdeel in de Vincent van Gogh avondwandeling.

Mies Rijken werd geboren in wellicht het oudste woonhuis van Holland: 't Zeepaert aan de Wijnstraat 113. Ds. Wansink wees er in zijn overdenking vandaag nog op dat Mies overleed op de dag dat dagblad Trouw schreef over de historische betekenis van  haar geboortehuis.

Toen de laatste restauratie werd voltooid, was zij eregaste bij de opening.

Voor en na de tweede wereldoorlog stond zij ook als mezzo-sopraan (solo) op de planken van Kunstmin en Americain.

Dagblad De Dordtenaar schreef na de oorlog: ,,Zeer te waarderen viel de zang van Mies Rijken, die onder meer de Valse des Papillions van Hendrik van de Geten en het Schlummerlied van Franz Schubert heeft gezongen". 

Een held voor haar uit de operageschiedenis was bariton Josef Orelio (1854-1926). Hij was ook een periode aan Dordrecht verbonden en Mies Rijken vond dat ook die historie een plek verdient.


Daarover staat op internet: Orelio trad op 1 augustus 1876 toe als lid van de Nederlandsche Toonkunstenaars-Vereeniging te Dordrecht (Caecilia 1-1-1877). In Dordrecht werd hij geïntroduceerd bij de bekende Dordtse sopraan Wilhelmina Gips. Op 4 februari 1878 zong hij bij de vereniging een baritonsolo in het oratorium ‘Bonifacius’ van Nicolai (Caecilia 15-2-1878). Op 14 februari 1878 gaf de Onderwijzers-zangvereeniging een concert in de Schouwburg Kunstmin te Dordrecht, waarin Orelio zijn medewerking verleende aan een uitvoering van ‘Le Comte d’Ory’ (Caecilia 15-3-1878).

Ook genoot zij van de Italiaanse operaster Sara Scuderi (December 11, 1906 – December 24, 1987). Ze schreef naar Italie en kreeg antwoord terug.Mies bedankte haar voor uitvoeringen ook in Kunstmin. ,,Als meisje van tien jaar hoorde ik u in Dordrecht voor het eerst". Daarmee bleek dat haar jong begonnen belangstelling voor kunst en cultuur bijna honderd jaar heeft stand gehouden.

(informatie bij Vincent wandeling op internet)

Pension familie Rijken
Dordrecht, Nederland


Vincent verbleef in Dordrecht in het kosthuis van Pieter Rijken en zijn vrouw Maria Aelmans in de Tolbrugstraat Waterzijde, boven hun kruidenierswinkel. Naast het pand bevond zich de opslag van Vincents werkgever Blussé & Van Braam: het is dan ook aannemelijk dat Vincent dit kosthuis vond door bemiddeling van zijn baas Pieter Kornelis Braat. 
Het echtpaar had al drie kostgangers in huis toen Vincent zich aandiende en hij moest zijn kamer daarom delen met een andere jongeman, Paulus Coenraad Görlitz (1851-1921). Samen rookten ze pijp en praatten ze over het leven, maakten wandelingen, bezochten kerkdiensten en het Dordrechts museum. Hun kamer bevond zich op de eerste verdieping aan de achterkant van het huis en had daardoor uitzicht op de tuinen van de huizen aan de Groenmarkt en Varkensmarkt. Hij schreef zijn broer Theo erover:

    “Het raam van mijn kamer ziet uit op tuinen, met mast en populieren enz. en den achterkant van oude huizen, o.a. een groot met klimop begroeid,“a strange old plant is the ivy green” zei Dickens. Er kan zoo iets ernstigs en min of meer sombers in dat gezigt zijn, en Gij moest het zien met de morgen zon er op.”

Met toestemming van Görlitz hing Vincent de kamer vol met allerlei prenten waarop hij aan de rand Bijbelse spreuken had geschreven zoals zijn favoriete tekst "Steeds droevig, maar altijd blijde." Vincent las zo veel als hij kon uit de Bijbel; hij had immers de wens om theologie te studeren en was zich ervan bewust dat hij nog genoeg te bestuderen had. Zijn kamergenoot trof hem dan ook regelmatig al slapend boven de Bijbel aan. De Rijkens vonden Vincent maar een zonderling met zijn vrome, sobere en teruggetrokken gedrag.

Gerelateerde straten:
Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.