Toptrainer Arpad Weisz zaterdag centraal bij zijn Dordtse club DFC

27 juli 2015
Toptrainer Arpad Weisz zaterdag centraal bij zijn Dordtse club DFC

DORDRECHT -  Arpad Weisz zal vanaf zaterdag 1 augustus ook worden herdacht in Dordrecht met een gedenkplaat in de kantine van de voetbalclub DFC, die hij trainde rond 1940. Joop van Helden van het museum 40-45, een schoolvriend van de zoon van Arpad, zal de gedenkplaats onthullen.

Arie Heijstek, voorzitter van DFC, heeft zich altijd ervoor ingespannen dat ARPAD WEISZ een blijvende plek in de geschiedenis van Dordrecht krijgt en houdt.  Zijn naam is ook te lezen op het Joodse monument in het Stadhuis.

Aanstaande vrijdag is er in elk geval aandacht rond kwart over vijf op Plein 5 op NPO 5 aandacht voor de onthulling van de gedenkplaats. Correspondent Hans Berrevoets bespreekt de betekenis van ARPAD WEISZ.

Columnist Kees Thies zette op de volgende wijze in AD De Dordtenaar de trainer al eens in het collectief geheugen:

Het is 15 januari 2013. Het trotse voetbalelftal van Inter stapt in het in het Milanese Giuseppe Meazza-stadion de grasmat op voor een wedstrijd in de kwartfinale van de Coppa Italia tegen Bologna. De spelers van beide teams dragen een wit shirt met daarop de tekst ‘No al razzismo’, of wel ‘Nee tegen racisme.’ Boven die tekst pronkt een foto van een knappe man met pikzwart haar. Zijn naam: Arpad Weisz… uit Dordrecht.

In jaren dertig ‘bezorgde’ voetbaltrainer Weisz zowel Milan als Bologna de scudetto, dat felbegeerde schildje dat alleen landskampioenen mogen dragen en op deze kille januaridag herdenken spelers en publiek hun held van weleer, die in Auschwitz zo tragisch aan zijn einde kwam.
Arpad Weisz, joods, geboren in Hongarije is vandaag de dag nog altijd een legende in zijn geboorteland en een begrip bij voetballiefhebbers in Italië. Wat veel minder mensen weten is dat hij óók Dordtenaar was, want als gevolg van door dictator Mussolini uitgevaardigde rassenweten reisde hij in het jaar 1940 af naar Dordrecht om hier in dienst te treden bij Eerste Klasser DFC, dat een moeilijk seizoen doormaakte.

 


Lang mocht zijn tijd hier niet duren, want zijn joodse afkomst was ook in bezet Dordrecht niet onopgemerkt gebleven. In september 1941 ontving DFC een brief van de Dordtse politiecommissaris waarin fijntjes duidelijk gemaakt werd dat de club toch beter maar geen joden in dienst kon nemen. Nog geen jaar later werd Weisz, samen met zijn vrouw en kinderen gearresteerd en (nota bene vanaf het Betlehemplein) op de trein naar Westerbork gezet om uiteindelijk gedeporteerd te worden naar Auschwitz.

Bij aankomst in dat kamp werd hij gescheiden van zijn vrouw Ilona, van zijn zoontje Roberto en zijn dochtertje Clara. Hij zou ze nooit meer terugzien, want drie dagen later werden zij daar vergast. Omdat Weisz kon werken mocht hij nog zestien maanden leven, maar uiteindelijk overleed ook hij, op 31 januari 1944, in Auschwitz. Vanavond is de naam Arpad Weisz de laatste in een rijtje van tien namen die tijdens de herdenkingsplechtigheid in de Singelkerk zullen worden uitgesproken. Dat is om stil van te worden.

Meer nieuws over ARPAD WEISZ:

Op een druilerige 31 januari 1944 schuifelde de zoveelste Joodse menigte door de smalle, donkerbruine gangen van vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Tijdens de laatste stappen naar hun zekere dood jammerden en huilden zij. Onder hen ook de Hongaarse voetbaltrainer Arpad Weisz, die als laatste overlevende van zijn gezin ten dode was opgeschreven. In het leven voor de Holocaust won Weisz de landstitel met Inter en Bologna, en trainde hij kortstondig het Dordrechtse DFC. Tijdens de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog werd hij zonder pardon vergast. Na die oneerlijke strijd is zijn herinnering bijna verloren gegaan.

Foto van ProssimiCampioni.com

Weisz werd geboren in het Oostenrijks-Hongaarse Solt, een klein boerendorp. Hij was een begenadigd voetballer, wat hem langs het Hongaarse Törekvés, het Tsjechisch-Joodse Makkabi Brno, het Italiaanse Alessandria en Internazionale leidde. In die tijd speelde Weisz zeven interlands en kwam hij uit op de Olympische Spelen van 1924 in Parijs. Na zijn actieve carrière werd Weisz assistant-coach bij zijn vroegere club Alessandria, voordat hij zijn stappen als hoofdtrainer maakte bij topclub Inter.

Het Inter van die tijd was nog bij lange na niet de topclub van nu. Genoa en Pro Vercelli maakten als topclubs de dienst uit in Italië, terwijl ‘oude dame’ Juventus voor het eerst echt aan de deur klopte als potentiële grootmacht. De Nerazzurri mochten blij zijn met elk bij elkaar gesprokkeld punt.

Toen Weisz in 1926 aangesteld werd als coach van Inter, was één van zijn eerste wapenfeiten het laten debuteren van de jonge aanvaller Giuseppe Meazza. Daarnaast – zo beweert biograaf Matteo Marani – was Weisz een van de eerste coaches die zich focuste op de conditionele aspecten van het voetbalspel. Tevens zag men nog nooit een trainer in kostuum een voetbalelftal leiden.

Een plaque in het stadion van Bologna herinnert aan de voormalige oefenmeester. In Milaan hangt een soortgelijk herdenkingsteken.

Door de inbreng van de inmiddels legendarische Meazza en de tactische vaardigheden van de coach wist Inter in 1930 beslag te leggen op de landstitel, met een ongekend hoog aantal doelpunten voor (85 stuks). Inter was inmiddels al omgenoemd naar A.S. Ambrosiana, vanwege de fascistische invloed van dictator Mussolini en regionale politici. De club verruilde onder die invloed de karakteristieke zwart-blauwe banen voor een wit shirt met rood kruis (naar het stadswapen van Milaan), en nam de naam aan van de beschermheilige van de stad, Sint Ambrosius.

Door zijn afkomst, de invloed van politici en de druk om te presteren, had Weisz slechts drie korte periodes als manager van Inter. Hij bleef wel coachen in Italië, en bracht daardoor nog drie landstitels naar Bologna, die onder zijn leiding tot topclub waren verworden. En passant legde hij ook beslag op de voorloper van de Champions League, het toernooi ter ere van de wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs.

Het werk van Weisz werd door politieke invloeden echter steeds moeilijker. In 1938 werden, door het verdrag tussen Hitler en Mussolini, de rassenwetten van kracht. Dit betekende dat een groot aantal joden en zigeuners hun heil elders moest zoeken. Zo ook Weisz. Hij vluchtte via Parijs naar het Nederlandse Dordrecht, waar hij aan het werk ging bij de Dordtse voetbalclub DFC. Daar coachte hij ook zijn zoon, Robbie.

Het verblijf daar was echter van korte duur. Ook in Nederland werd de Joodse bevolking opgejaagd. In 1942 werd het Joden verboden om naar school te gaan, in bars en restaurants te eten en drinken, en in stadions plaats te nemen.  Weisz was terecht bang voor de gezondheid van zijn familie, maar hield hoop op een wonder. Hij was goedlachs.

Foto van Joodsmonument.nl, Arpad Weisz staat bovenin rechts.

Die lach op zijn gelaat werd wreed verstoord op de vroege ochtend van 2 augustus 1942, toen Dordtse agenten in opdracht van de Duitse bezetter het huis van de familie Weisz aan het Bethlehemplein in Dordrecht bezochten. De familie werd zonder pardon op de trein naar doorvoerkamp Westerbork gezet. Geruisloos, zo zeggen oud-spelers van DFC, verdween Weisz van het toneel. Er zijn niet veel herinneringen aan hem, zo merkten ook de documentairemakers van Tuindorpfilms.

Aangekomen in Westerbork, wist Arpad Weisz heel goed wat hem en zijn familie te wachten stond. Hun eindbestemming was het gevreesde dodenkamp Auschwitz. In één van ‘die’ treinen, dampend van de hitte, opeengepakt als sardientjes, reden ze als het ware hun dood tegemoet. Arpad moest bij aankomst meteen afscheid nemen van zijn vrouw en kinderen, die linea recta de gaskamer in gestuurd werden. Arpad kreeg een kampuniform met registratienummer en werd aan het werk gesteld.

Het is nauwelijks voor te stellen wat dat met een mens doet. Weisz ging van de glorie van een waardig Italiaans kampioen en overwinnaar in de pre-Europa Cup, naar de haast prehistorische overlevingsmodus van een registratienummer in de barakken van Auschwitz-Birkenau.

Daar wist Weisz het twee jaar uit te houden. Op 31 januari 1944 kwam er echter een eind aan die oneerlijke doodsstrijd. Hij werd, net als meer dan een miljoen joden, gedood in het meest weerzinwekkende vernietigingskamp uit de geschiedenis.

Zijn verhaal vormt, net als de zelfmoord van Matthias Sindelar, een getuigenis dat het antisemitisme ook in de sport voorkwam. Het is daarom een belangrijke herinnering aan de weerzinwekkende wreedheid van mensen, en aan de ongelofelijke oneerlijkheid die doorsijpelde in alle vormen van de samenleving.

Daarom verdient dit verhaal om gehoord te worden, opdat de herinnering niet verloren gaat.

Foto’s en informatie komen uit het archief van DFC.

Gerelateerde straten:
Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.