Isaac Beeckman, geboren in Middelburg,  schreef op elfjarige leeftijd gedichten en een toneelstuk en ging op zijn twaalfde jaar naar de Latijnse school in Arnemuiden. Op 21 mei 1607 schreef hij zich in als student in de letteren en wijsbegeerte, de propedeuse voor zijn theologiestudie in Leiden, waarbij hij zich vooral richtte op wiskunde en filosofie. In Leiden startte hij zijn Journael, een soort dagboek waarin Isaac allerlei invallen, veronderstellingen en oplossingen noteerde op het gebied van onder meer luchtdruk, valwetten, meteorologie, filosofie, scheikunde, astronomie en wiskunde, deels in het Latijn, deels in het Nederlands. Hij probeerde alledaagse verschijnselen te verklaren en daarin een wetmatigheid te ontdekken.

Isaac_Beeckman
Isaac Beeckman

Na afronding van zijn studie werkte hij enkele jaren als kaarsenmaker, als opvolger van zijn vader, maar het studeren bleef trekken. In 1612 vertrok hij naar Saumur om zijn theologische studie af te ronden, met natuurfilosofie als nevenstudie.

Eind 1612 terug in Zierikzee, wilde hij als predikant aan de slag, maar toen dit uitbleef legde hij zich toe op het aanleggen en repareren van waterleidingen, pompen en fonteinen. In 1616 verkocht hij zijn kaarsenmakersbedrijf en ging opnieuw in het bedrijf van vader werken. Tegelijkertijd begon hij een zelfstudie in de medicijnen, waarvan de bekroning op 18 augustus 1618 volgde aan de universiteit van Caen in Normandië met het behalen van het licentiaatexamen gevolgd door zijn promotie tot doctor in de geneeskunde. Daarmee was Beeckman afgestudeerd theoloog en gepromoveerd medicus.

In december 1619 kreeg de onderwijsloopbaan van Isaac gestalte door zijn benoeming als conrector aan de Latijnse school van Utrecht, waar hij naast de klassieke talen kosmologie onderwees, een wetenschap die hem als natuurfilosoof na aan het hart lag. Een jaar later ging hij les geven aan de Rotterdamse Latijnse school waar zijn broer Jacob rector was. Het was een wens van de broers samen aan een school vorm en inhoud te geven. Het salaris van Jacob, de kostgelden van de ruim zestig leerlingen die bij hem in huis woonden en het schoolgeld bleken voldoende om er twee gezinnen van te onderhouden. In 1624 werd Isaac aangesteld als conrector.

Zijn faam resulteerde in de benoeming tot rector van de Dordtse Latijnse school. In mei 1627 vestigde Isaac zich met zijn gezin in het voormalige klooster van de Grauwezusters op de hoek van de Nieuwstraat/Augustijnenkamp, waar de school sinds 1579 was gevestigd. De school groeide door de naam die Beeckman als geleerde had opgebouwd. In december 1629 werd zijn broer Abraham (1607-1663) als docent aan de school benoemd.

De Dordtse predikant van de Waalse kerk, Andreas Colvius, was bevriend met Beeckman. Hij stelde hem zijn belangrijke bibliotheek ter beschikking en introduceerde hem in de culturele kringen. Beeckman ontmoette daardoor onder anderen Jacob Cats, Johan van Beverwijck en de invloedrijke regent Jacob de Witt, vader van Cornelis en Johan.