Overleden archivaris Dordrecht dr. Theunis Jensma: ,,Ik ben een Fries".

04 maart 2011

DORDRECHT - Gemeentearchivaris van Dordrecht,  dr. Theunis Jensma (1932-2011) heeft in zijn woonplaats Buitenpost één keer in het openbaar  teruggekeken op zijn leven. Hij deed dat opennhartig en dat staat voor hem ook voor eerlijk.

Zijn tijd in Dotrdrecht kreeg er volop de aandacht in.  Het verhaal is een samenvatting van het Jensma-levensboek dat, zoals dat hoort, ook wordt bewaard in zijn archief (nu DiEP) in Dordrecht:  Ook praat hij over een ander studieboek dat hij in Friesland heeft geschreven.

Dr.Jensma gaf zijn beeld van de geschiedenis als historicus en dominee en als iemand, die Dordrecht de rug toekeerde, maar niet kon vergeten:

Ik ben een Fries die in Amsterdam geschiedenis is gaan studeren. Amsterdam heeft altijd Friezen getrokken. Het was geen zeldzaamheid om een Fries in de tram tegen te komen, die in het Fries vroegen naar je herkomst, familie, geboortestreek. In Amsterdam trouwde ik met een Friezin die op de school voor kunstnijverheid zat en werd leraar geschiedenis aan het Cartesius-lyceum.

Met bronnen werken trok mij meer en daarom accepteerde ik een baan op het gemeentearchief, om bronnen-publicaties te kunnen verzorgen. Dat was prachtig werk, maar mijn baas raadde mij aan te promoveren. Op de zolder van de doopsgezinde Singelkerk lag het archief van de Doopsgezinde Zendingsvereniging. Dat heb ik geïnventariseerd en toen bleek dat het materiaal nooit goed gebruikt was, maakte ik er een dissertatie van. Zo promoveerde ik als historicus aan de Theologische faculteit".

"Toen dit allemaal klaar was, werd ik gemeentearchivaris van Dordrecht. Daar moest nogal wat gebeuren. Ik verdiepte me helemaal in de geschiedenis van Dordrecht. Tweeëntwintig jaar lang deed ik niets anders dan dat. Ik was stads-historieschrijver en leefde me helemaal in in Dordrecht. Door mijn tweede huwelijk viel ik in ongenade bij de archiefwereld – mijn vrouw was de secretaresse van mijn wethouder en men dacht dat dit ‘not-done’ was. In mijn isolement concentreerde ik mij nog meer op Dordrecht. De gemeente ging reorganiseren. Het hele archief moest veranderen. Daar kon ik absoluut niet aan meewerken en met in mijn achterhoofd: ‘ljeaver lyts boer as grut feint’ vertrok ik naar Friesland. Ik was toen 56 jaar".

Nieuwe start
"Ik zocht contact met uitgeverij Waanders, die in Dordrecht mijn tijdschrift ‘Ach lieve tijd’ had uitgegeven. Ik wilde een soort ‘Ach lieve tijd’ van Friesland maken. Dit lukte niet en nam daarna bewust afstand van de geschiedenis van Friesland. In Holland voelde ik mij een Fries, in Friesland een Hollander. Na jaren kwam ik er achter dat ik uit een Friese familie stam en dat ik een Leeuwarder ben. Ik kwam mensen van vroeger tegen en zo langzamerhand ben ik me Frieser gaan voelen. Ik spreek goed Fries en ook wel Leeuwarders.

Op grond van mijn dissertatie had ik een algemeen Nederlands preekconsent gekregen en ik meldde mij aan bij Tim Kansel, scriba van de PKV. Hij zette mij op de lijst van voorgangers in Friesland; hij maakte mij docent van de ‘Theologische Vorming Gemeenteleden’ en voorzitter van de commissie ‘Toerusting en Vorming’. Ondanks tegenwerking van Leeuwarden en Sneek vestigde ik een derde studieplaats in Dokkum. Deze opleiding was bedoeld als een stimulans bij de tot standkoming van de SOW. Mede door mijn wekelijkse preekbeurten kwam ik terecht in het kerkelijke werk van Friesland. Ik zocht toenadering tot de Doopsgezinden (ik ben Hervormd, echter van huis uit Mennist), maar het lukte pas na een jaar of tien om met hen weer een losse band te krijgen. Zo erg was dat ook weer niet, want ik voel me toch altijd al laag-kerkelijk".

Fries
"Het noorden van Friesland ligt mij het beste. Daar komt mijn familie ook vandaan. De openheid en eerlijkheid daar doen mij goed. Zelfs de rechtlijnigheid, strengheid in rechtvaardigheid, het ontbreken van stand- en statusgevoel zijn mij uit het hart gegrepen. Het lesgeven aan gemeenteleden en preken ligt mij. Langs de historische weg probeer ik tot de kern van de zaak – de schat in de akker– door te dringen en deze door de tijd mee te nemen naar het heden.

Soms preek ik in het Fries. Eigenlijk preek ik het best als ik niet aan een taal gebonden ben – in een Nederlandse dienst spreek ik ook wel Fries en omgekeerd, zonder te ‘vertalen’, denkend vanuit de taal en sprekend vanuit mezelf. Als ik preek, sta ik tussen de mensen, zeker niet erboven. Ik kan nooit ofte nimmer iemand voorhouden hoe de dingen precies zijn. Je kunt de waarheid zoeken, vinden doe je hem nooit. De waarheid is bij God. Ik sta onzeker tussen de mensen, maar ik doe geen moeite als mensen mij niet liggen. Ik ben wel bíj hen, ik deel hun onzekerheid, ik voel me één met hen, maar het lukt mij slechts zelden om de afstand tussen mij en de ander te overbruggen. Soms is die afstand er niet en dat is dan wederzijds. ‘Hij is één van ons’ heb ik wel eens iemand horen zeggen.

In Dordrecht zei een Friese conciërge tegen mij over een groot zakenman: ‘Dat is in hiel gewoane man, krekt sa as do en ik’ (‘Dat is een heel gewone man, precies zoals jij en ik’) en toen ik koningin Juliana mocht rondleiden langs een tentoonstelling voelde ik geen enkele sociale afstand. Mijn eerlijkheid heeft me vijanden bezorgd. Aan de ene kant vind ik dat jammer, aan de andere kant interesseert het me niet zo.

Ik kan er evenwel onder gebukt gaan wanneer mensen mij negeren of ontkennen. Dan denk ik maar: ‘Viel Feind’, viel Ehr’. Nadat ik vanuit Dordrecht in Friesland gekomen was, ging ik theologie studeren in Groningen. Misschien om een soort minderwaardigheidcomplex te overwinnen. Maar ondanks deze studie, die ik helemaal voltooide en waarvoor ik de Syrische taal heb moeten leren, ervaar ik, dat een theoloog niet op kan tegen een predikant. Deze laatste heeft kennelijk een meerwaarde".

Persoonlijke rust
"In het persoonlijke vlak is het mij uiteindelijk gelukt om niet meer ‘eenling’ te zijn. Ik ben getrouwd met iemand met wie ik in liefde kan botsen, die me in wezen niet vreemd is, ondanks verschillende belevingswerelden. Liefde is voor mij betrokkenheid. Ik heb mij altijd het oordeel van mensen aangetrokken.

Daarvan eenmaal vrij gekomen, ervaar ik dat ik dichter bij mezelf kom. In het gedicht ‘Leste stins’ probeerde ik dat te zeggen. Nu kan ik eraan toevoegen: wil je werkelijk vrij zijn, dan moet je je ook bevrijden uit je laatste stins, je openstellen en kwetsbaar opstellen. Je moet de moed hebben om door het niemandsland te trekken, waar geen enkele beschutting is. Zwakte is daar juist kracht. Jezus is daar de ware mens geworden: Zoon van God".

Historisch besef
"Mijn wereld is ook historisch bepaald. Daar bedoel ik mee – mijn leven gaat verder dan mijn eigen tijd. Ik kan heden-verleden-en toekomst niet van elkaar scheiden. Die zie ik in elkaar opgaan en dat is misschien wel de eeuwigheid. Dit is ook het aanknopingspunt dat mij met de dood moet verzoenen. De eeuwigheid omvat het eindige.

Daardoor kunnen dingen in de geschiedenis, ook in het religieuze, voor mij zo actueel zijn, zo ècht, alsof ze nù zijn. Mijn opa zei: ‘Je hê seker met hem knikkert’. Ik wàs erbij. Ik kwam zo dichtbij wat gebeurd is, bij wat anderen deden, bij God, als maar mogelijk is. Ik geef cursussen kerkgeschiedenis, ik noem dat veel liever cultuurgeschiedenis, bij mij aan huis. Dat zijn educatieve, maar wel degelijk menselijke contacten. Zij zijn voor mij aanzet om te schrijven.

 

Ik schrijf liever een boek dan een gedicht, omdat ik het menselijke uit het verleden, meelevend op papier wil zetten, niet alsòf ik erbij geweest ben, ik bèn erbij geweest, en hèb in die tijd geleefd. Ik heb ook het idee dat lijnen in de familie doorgetrokken kunnen worden. Ik heb het gevoel dat ik het leven van mijn vader voortzet, voltooi. Dat hoef ik niet te doen ten aanzien van mijn moeder. Haar leven is in zichzelf afgerond. Wel heb ik van haar kenmerkende dingen meegekregen in mijn leven. Daarin voel ik me Leeuwarder. Haar felheid, ook die van mijn opa, zitten in mij, ook al kon ik niet met ze opschieten".

Mijn boek
"Het boek dat ik nu geschreven heb, is niet af. Ik heb het opgeschreven als een soort reportage van wat ik beleefd heb. Van wetenschap is hier geen sprake. De 15e en 16e eeuw zijn bepalend voor mijn leven. De dingen van toen zetten zich voort in mij, misschien in een andere bedding. Ik voel me thuis in deze periode.

Dat heeft niets met reïncarnatie te maken. De problematiek van de mensen van toen, is ook mijn problematiek. Luther, Karel V, Willem van Oranje wisten het ook niet zo precies. Maar ze zijn tòch doorgegaan. Karel is ermee opgehouden, maar ook weer niet, want hij kon de nederlaag erkennen. Zo heb ik dan dit boek geschreven voor een ieder die er aardigheid in heeft. Niet voor een bepaalde doelgroep. Het waren de bonte omstandigheden van de 15e en 16e eeuw die het mij hebben ingegeven. Ik leef nog steeds daarin. Tot mijn eigen stomme verbazing.”

 

Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.